Columns
1999-2010
door Rob van der Bijl
Tussen april 1999 en december 2010 werd op Light Rail Atlas
een geactualiseerd overzicht bijgehouden. Hieronder volgen
enkele columns over de achtergronden van de toenmalige actualiteit
- achtergronden die niettemin nauwelijks aan actualiteit
hebben ingeboet.
Light
rail nu gedefinieerd, maar ook gewoon gezellig
(mei 2010)
Er
is een nieuwe definitie
van light rail, opgesteld door Rob van der Bijl van Lightrail.nl
in overleg met emeritus-hoogleraar Maurits van Witsen en
Jan Baartman van ProRail. Deze drie voorvechters van light
rail benadrukken in de notitie 'Uitweg uit de Spraakverwarring'
dat light niet zozeer betrekking heeft op het gewicht van
de voertuigen als wel op het flexibele karakter van de infrastructuur
en exploitatie. De nieuwe definitie is gepresenteerd op
het jaarcongres van Railforum (15 oktober 2009).
De
volledige tekst van de definitie luidt als volgt: "Light
rail is een railgebonden vorm van openbaar vervoer dat gebruikt
wordt op de schaal van de stedelijke regio en de stad. In
tegenstelling tot trein en metro is light rail per definitie
geschikt om tot op zekere hoogte te integreren in de openbare
ruimte en desgewenst te mengen met regulier wegverkeer".
Het mag duidelijker zijn geworden wat light rail is en wat
het kan (light rail kan ook gezellig zijn, blijkt hierna),
intussen stagneren lopende projecten. Zwolle-Kampen wordt
niet eerder dan 2012 opgeleverd, de concrete voortgang in
Utrecht is traag, en de RijnGouwelijn is in april 2010 in
een nieuwe crisis terecht gekomen. Gelukking wordt er in
Groningen voortvarend doorgewerkt en heeft Maatricht duidelijk
voor de tram gekozen. Helaas van de tram in Nijmegen voorlopig
geen nieuws.
Maar er zijn ook kansen. Op de Derde Dag van de Light Rail
(21 januari 2010) werden in het kort de eerste resultaten
gepresenteerd van een onderzoek door Motivaction (Roel Schoemaker)
i.s.m. RVDB/Lightrail.nl (Rob van der Bijl). Hun conclusie:
potentiële reizigers naar de stad, dat wil zeggen respondenten
die thans geen OV gebruiken om naar de stad te gaan, overwegen
dat toch te doen als dit railgebonden OV is. Het onderzoek
levert een sterke indicatie dat:=37% overweegt dit te doen:
dus 37% van niet-reizigers realistisch!=Dit komt overeen
met 12% meer reizigers. Dit is van groot belang voor nieuwe
railverbindingen tussen Amsterdam en Almere, in de regio
en de stad Groningen, en in principe voor alle steden en
stedelijke regios in Nederland.
Op deze Derde
Dag van de Light Rail werd
ook een interview getoond met Femke Halsema. Zij benadrukt
dat de steden en de stadsregio's over eigen financiële
middelen moeten beschikken om tramprojecten van de grond
te kunnen tillen. Bovendien vindt ze dat het openbaar vervoer
behalve de gebruikelijke functie ook een maatschappelijke
functie heeft. Het OV is één van de weinige
plaatsen waar iedereen ongeacht afkomst elkaar kan tegenkomen.
Kortgezegd: de tram is gewoon gezellig!
Veel
Nieuws!
(maart 2009)
Sinds
de opening in 1983 van de Nieuwegeinlijn is er in Nederland
ontzettend veel gebeurd op het gebied van light rail. Inmiddels
zijn de stedelijke en regionale railsystemen in Nederland
aanzienlijk uitgebouwd. Bij de 10de verjaardig van Light
Rail Atlas is hierop terug geblikt (januari 2008). We konden
toen constateren dat er weliswaar veel gerealiseerd is,
maar dat veel plannen in de jaren 90 kennelijk te hoog waren
gegrepen. Maar ook was duidelijk dat zich een nieuwe generatie
projecten en initiatieven aandient. Zo valt er veel nieuws
te melden over de tramprojecten in Groningen, Nijmegen,
Maastricht en Utrecht. Ook verdient de tram-pilot Zwolle-Kampen
hernieuwde aandacht. Inmiddels is RandstadRail in Haaglanden
nagenoeg volledig operationeel en is het zinvol een eerste
inschatting van het succes te maken. Uit een studie van
het ministerie van Verkeer en Waterstaat blijkt dat de tram
veel veiliger is dan velen voor mogelijk hadden gehouden.
Afgelopen jaren zelfs veiliger dan ooit! Er komt dan ook
geen maximunsnelheid voor trams. En in Frankrijk vervoeren
trams veel meer reizigers dan verwacht. Maar dat wisten
we eigenlijk al. De Franse spoorwegen werken intussen hard
aan diverse 'tram-train' projecten. In Frankrijk wordt ook
onderkend dat trams een milieuvriendelijk mobiliteitsbeleid
helpen realiseren. Het 'Akkoord van Grenelles' uit 2007
moet Frankrijk tot het meest milieuvriendelijke land in
de EU maken.
Light
Rail Atlas 10 jaar! (januari
2008)
Er
wordt al lang over 'light rail' in Nederland gesproken.
Light Rail Atlas bestaat inmiddels 10 jaar op het internet.
Toen LRA geopend werd, was het debat in volle gang en stonden
er zes projecten op de agenda. Deze light rail projecten
werden toen ook wel aangeduid als de 'Zes van Van Heemst',
vernoemd naar het toenmalige kamerlid die zich in de Kamer
sterk maakte voor regionale railprojecten. De zes projecten
van toen waren op één na stedelijk; en drie
ervan gesitueerd in West-Nederland:
RandstadRail
(Den Haag - Rotterdam)
RijnGouwelijn
(Noordwijk/Katwijk - Leiden - Gouda)
RandstadSpoor
(regio Utrecht)
RegioRail
(Arnhem - Nijmegen)
Zuid-Limburg
(Maastricht - Heerlen - Kerkrade)
Achterhoek
(Arnhem - Winterswijk - Zutphen)
Maken we nu de balans op dan kunnen we slechts ten dele
succes inboeken. RandstadRail is na een moeizame start operationeel
(maar in Rotterdam is het werk nog niet helemaal klaar).
De RijnGouwelijn is sterk vertraagd en heeft door bestuurlijke
en politieke beslommeringen een slechte publiciteit gekregen.
Niettemin is als voorloopbedrijf Alphen - Gouda in dienst
en wordt er hard aan het project doorgewerkt. In de rurale
regio van de Achterhoek verzorgt Syntus al een ruim aantal
jaren op succesvolle wijze een geïntegreerd trein-busnetwerk.
De helft van de Zes is dus in meer of mindere mate realiteit
geworden. De andere drie zijn dat helaas niet. In Zuid-Limburg
is weliswaar de regionale spoorlijn aanbesteed, van het
oorspronkelijke light rail idee is weinig terecht gekomen.
In de regio's van Utrecht en Arnhem/Nijmegen zijn wel enkele
nieuwe haltes langs het spoor geopend, van het beoogde regionale
net is in beide regio's vooralsnog niets tot stand gebracht,
terwijl ook hier de beoogde light rail karakteristieken
nimmer uit de verf zijn gekomen.
Toch
is er inmiddels heel veel gebeurd op light rail gebied.
En er staat zeker veel op stapel. De tiende verjaardag van
Light Rail Atlas symboliseert het nieuwe elan. Voorbij de
'Zes van Van Heemst' zijn nieuwe projecten in voorbereiding
in Zuid-Limburg, Arnhem/Nijmegen en Utrecht. Vanuit Hasselt
is een regionale tram naar Maastricht in aankomst. In Utrecht
krijgt het oude light rail systeem een nieuw leven en wordt
als comfortabele tram verder door de stad getrokken. In
Nijmegen is men begonnen met een tramproject dat als een
eerste fase moeten worden beschouwd van een nieuwe regionale
light rail as Arnhem - Nijmegen. En er is nog meer. In Groningen
moet in 2014 een stadstram gaan rijden, terwijl serieus
wordt nagedacht hoe die tram vanuit de stad verder de regio
in kan worden geleid. Ook op het spoor waait er een nieuwe
wind. En ProRail bezint zich op een nieuwe regionale functie
en heeft als pilot de vertramming van de lijn Zwolle - Kampen
geïnitieerd.
Intussen zijn veel regionale lijnen aanbesteed. En de Tweede
Kamer lijkt eindelijk het belang van regionaal OV te onderkennen,
want 21 december 2007 werd unaniem ingestemd met de motie
van Duyvendak (GL) waarin de regering verzocht werd de ambitie
voor regionaal OV beter af te stemmen op de hogere ambitie
van 5% groei op het spoor. Kortom, voorlopig dus genoeg
werk aan de winkel.
Dat werk is het waard, want de mobiliteit staat onder druk,
met name in de stedelijke regio's. Niet voor niets tekent
zich recent een sterke groei af in het gebruik van openbaar
vervoer. Er zijn dus wel degelijk nieuwe klanten. En al
die mooie projecten zijn immers bedoeld voor de (nieuwe)
klanten, en niet in de laatste plaats voor de trouwe reizigers.
Klantgericht is waar het om draait, hetgeen echter een open
deur blijft als men zich in professionele kringen geen rekenschap
geeft van een aantal prangende kwesties, die de komende
tijd op Light Rail Atlas verder zullen worden belicht. Het
gaat volgens ons om de volgende punten, elk geformuleerd
als stelling:
Al
te ambitieuze benadering vervangen door pragmatische aanpak.
Papieren
beleidsproducties inruilen voor uitvoerbare projecten.
Regionale/lokale
zeggenschap en financiering is een noodzaak.
Opdrachtgeversschap
en beheer moeten worden toegespitst op de regio.
Milieu,
ruimtelijke ordening en verkeer & vervoer op elkaar
afstemmen.
Klantgerichtheid
daadwerkelijk integreren in de vijf genoemde punten
Valse
start (februari
2007)
Nieuwe
haltes in de regio en nieuwe regionale treindiensten - december
2006 was een heugelijke maand. Regionale vervoerders hadden
hoge verwachtingen gewekt en daarom leek het alsof een nieuw
tijdperk was begonnen waarin Arriva, Connexxion en Veolia
een nieuw elan aan het regionaal railgeboden OV zouden geven.
Maar voorlopig valt er niet al te veel te juichen. Arriva
blijkt in het Noorden de toegezegde dienstregeling niet
waar te kunnen maken. Er zijn aanvullende busdiensten ingezet
en de treinen blijven uitpuilen. Ook de dienst van Veolia
op de Maaslijn loopt niet naar wens. Ook daar het beeld
van te volle treinen en aanvullende busdiensten. In Limburg
kampt Veolia eveneens met veel problemen; vooral de busdiensten
in Maastricht functioneren ondermaats. Wat verder opvalt:
nagenoeg overal rijden oude treinen. Zo zijn op de Maaslijn
oude Wadlopers ingezet en vervoert Connexxion op de Valleilijn
de reizigers in blauw beplakt stoptreinmaterieel dat al
vele jaren door de NS gebruikt is geweest. In het Noorden
rijden weliswaar fraaie nieuwe treinen, maar daar is de
perronhoogte door allerlei gedoe voorlopig nog niet afgestemd
op het nieuwe materieel. En zo kunnen we doorgaan als we
ook het gemodder rond de busaanbestedingen in beschouwing
zouden nemen. O ja, en de valse start van RandstadRail moet
hier natuurlijk zeker genoemd worden. Binnenkort publiceert
LRA, in samenwerking met RVDB/Lightrail.nl, een analyse
van de hier genoemde problemen, met name wat betreft de
gang van zaken rond RandstadRail. Hierop vooruitlopend kunnen
we nu al concluderen dat de regionale aanbestedingen een
valse start gemaakt hebben. De tijd lijkt rijp om onder
ogen te zien dat de organisatie van het openbaar vervoer
hapert en dat aanbesteding niet langer meer een middel is,
maar een doel op zich. Dat kan toch niet de bedoeling zijn!
Bussen
niet populair, maar railgebonden OV ook? (augustus
2006)
Uit
onderzoek van transporteconoom Roelof Jan Molemaker (werkzaam
bij Ecorys) blijkt deze zomer wat Light Rail Atlas al langer
wist: bussen zijn niet populair. Mogelijke gebruikers nemen
liever de auto. Zo blijven de bussen in de VINEX-locaties
grotendeels leeg. De econoom baseert zich hierbij op gegevens
van het Utrechtse gemeentelijk vervoerbedrijf. In de Utrechtse
VINEX-wijk Leidsche Rijn, de grootste VINEX-wijk van Nederland,
blijkt de bus niet populair. Vooral de tweeverdieners aldaar,
met kinderen en met twee autos, willen niet met de
bus, of ze hebben er gewoon niet veel aan. Net als in veel
andere wijken ligt Leidsche Rijn ver af van stadscentra
en NS-stations. Wie wil forensen tussen huis in Utrecht
en werk in een andere stad moet eerst met de bus en dan
weer overstappen op de trein. Ondertussen ligt de snelweg
wel dichtbij huis. Zo wordt de keuze voor de auto haast
onvermijdelijk. Temeer daar de frequenties niet erg hoog
en de halteafstanden betrekkelijk lang zijn.
Tot zover is het betoog helder. Maar volgens Molemaker is
een railverbinding ook geen wondermiddel. De econoom verwijst
naar Nesselande in de Rotterdamse regio. Bij de omzetting
van bus naar metro verviervoudigde het aantal reizigers.
Maar Molemaker beoordeelt station Nesselande met 1200 reizigers
per dag een matig gebruikt station. Ook wijst hij op de
hogere aanloopverliezen bij nieuw railgebonden OV. Wat moeten
we hier concluderen? We doen een voorstel: 1: OV is geen
wondermiddel (maar uiteraard... bestaan er sowieso wondermiddelen?),
2. Vier maal meer reizigers is niet slecht; railgebonden
blijkt wel degelijk een voordeel ten opzichte van de bus;
3. Goed OV is duur.
Wat moeten we met dit onderzoek? Light Rail Atlas nodigt
iedereen uit zijn of haar mening en suggesties te mailen.
Los van de discussie is de manier waarop over dit onderzoek
in de pers is bericht (en niet noodzakerlijkerwjs het onderzoek
zelf) een uitdrukking van het negatief denken over openbaar
vervoer. Dat is slecht nieuws. Gelukkig blijken de VINEX-voorgangers
zoals Nieuwegein en Zoetermeer een veel beter gebruik van
OV te hebben. Dat is goed nieuws. En zou het toeval zijn
dat uitgerekend deze nieuwe steden wel worden verbonden
en ontsloten met railgebonden OV? Tenslotte nog een bericht
uit de afgelopen zomer: De TU-Delft krijgt van minister
Peijs van Verkeer 7 miljoen euro voor de ontwikkeling van
een zogenaamde Superbus. Waar blijft de econoom die dit
project tegen het licht wil houden?
Een
optimistisch betoog (januari
2006)
Sinds
Light Rail Atlas in 1998 op het internet kwam, is in Nederland
veel gebeurd, misschien niet genoeg, maar light rail in
de vorm van RandstadRail en substantiële uitbreiding
van de bestaande tramnetten, heeft definitief zijn beslag
gekregen. Niet makkelijk en niet snel, maar bovendien is
light rail technologie uiteindelijk ook doorgedrongen op
het hoofdspoor. De proef op de lijn Alphen-Gouda heet geslaagd
en langzamerhand tekent zich een toekomst af waarin een
groot aantal regionale lijnen op 'lichte wijze', dat wil
zeggen met licht materieel en onder een vereenvoudigd beheer-
en veiligheidsregiem geëxploiteerd worden. Tevens is
op het gebied van hoogwaardige openbaar vervoer veel aan
de bus verbeterd. De Zuidtangent is een succes en op tal
van plaatsen zijn buslijnen opgewaardeerd. Almere vormt
daarvan een mooi voorbeeld, maar in een stad als Enschede
is er ook al veel verbeterd.
Dit
is een optimistisch betoog. Volgens iedereen van Light Rail
Atlas is dat hard nodig. Al was het alleen maar om gemakzuchtige
tegenstanders van openbaar vervoer de wind uit de zeilen
te nemen. Maar ook om duidelijk te maken dat ondanks tegenvallende
vervoercijfers de toekomst verder ligt dan de waan van morgen.
Goed openbaar vervoer is essentieel, en vereist een lange
adem. De huidige plannen en projecten vereisen en verdienen
een lange adem. Misschien dat dit betoog nog optimistischer
zou zijn geweest indien thans meer uitvoerbare plannen op
de Hollandse tafel hadden gelegen, met name om het regionaal-stedelijke
openbaar vervoer te verbeteren.
Bij
de introductie van Light Rail Atlas op internet stond ons
het idee voor ogen om een vitrine vol met voorbeelden en
'best practices' te maken van bestaande, nieuwe en ontworpen
light rail-systemen. We veronderstelden (en dat doen we
nog steeds) dat kaarten essentiële informatie en kennis
vertegenwoordigen over deze systemen, zoals bijvoorbeeld
RandstadRail en RijnGouweLijn in Nederland, of de vele toepassingen
van light rail en hoogwaardig openbaar vervoer in het buitenland.
Tot op zekere hoogte werd de vitrine opgevat als een echte
atlas, hetgeen de naam van deze website verklaart.
Binnen de vitrine van Light Rail Atlas is daarom een reeks
van verschillende kaarten opgeslagen. Op de kaarten-pagina
proberen we er een representatieve verzameling van te laten
zien. De getoonde kaarten worden in het kort uitgelegd en
zijn gegroepeerd in een soort van typologie.
Een
project is pas gelukt als het gelukt is (augustus
2005)
Het
blijkt niet makkelijk om een geheel nieuwe tramlijn door
een Nederlandse stad aan te leggen. De onzekerheid of een
project doorgaat blijft als een Zwaard van Damokles boven
de onderneming hangen. Dat komt doordat dergelijke projecten
per definitie ingewikkeld zijn, maar helaas ook door het
Nederlandse trechtermodel van besluitvorming. Al het werk
dat PvdA-gedeputeerde
Jeltje van Nieuwenhoven verricht om het financiële
risico van de RijnGouwelijn voor de provincie Zuid-Holland
terug te dringen, maar ook al het werk van de projectmedewerkers
en externe bureaus, hoeft niet per se te leiden tot een
succesvol project, omdat de uiteindelijke 'go' voor dat
project niet is gegeven.
Maar binnen de Nederlandse institutionele context vindt
dat moment van een 'go' ook nooit plaats. Iedereen die werkt
aan het project, stuurt dat project verder de besluitvormingstrechter
in. Helemaal aan het einde, bij de mond van trechter moet
blijken of alle deelbeslissingen positief zijn genomen en
congrueren met de oplossing van alle, samenhangende vraagstukken.
Er wordt dus niet gewerkt met een eenduidige 'go' voor het
gehele project in zijn volledige samenhang, op basis van
reële verwachtingen, intenties en programma's, zoals
bijvoorbeeld in Frankrijk. In Nederland bevindt de eindbeslissing,
de 'go', zich buiten de virtuele trechtermond. Een project
is pas gelukt als het gelukt is. Dit is niet alleen een
inefficiënte en ondemocratische gang van zaken, maar
potentieel ook een zeer tijd- en geldverspillende onderneming.
Al het gedetailleerde werk dat nu al gedaan moet worden,
kan uiteindelijk alsnog voor niets zijn geweest.
Toch
schot in light rail (februari 2005)
Na
jaren van discussie en planning zit er zowaar schot in de
ontwikkeling van light rail in Nederland. Het grootste project
RandstadRail is in aanbouw en sinds augustus 2004 is de
RijnGouwelijn eindelijk financieel rond (althans nagenoeg).
Minister Peijs van Verkeer en Waterstaat heeft 140 miljoen
euro beschikbaar gesteld voor dit project (wel moet de provincie
voorfinancieren). Eindelijk staat hiermee het licht op groen
voor het eerste 'tram-trein'-project in Nederland. De provincie
Zuid-Holland draagt 40 miljoen bij aan het project. De gemeenten
zijn verantwoordelijk voor de resterende 50 miljoen euro.
Het is de bedoeling dat in 2010 de sneltrams op de RijnGouwelijn
gaan rijden tussen Gouda, Alphen, Leiden en het Transferium
A44.
Ondertussen geraakt de aanbesteding van regionale spoorlijnen
in een stroomversnelling. Weliswaar meldt de NS in december
2004 maar liefst 40 miljoen Euro verlies te lijden op de
20 onrendabele lijnen (13% van het totaal aantal reizen),
goed voor een overheidssubsidie van 5.000 à 10.000
Euro per reiziger per jaar, maar dit bericht zegt meer over
het perspectief van de NS, dan op de levensvatbaarheid van
deze lijnen. Maurits van Witsen desgevraagd: "Dit
bericht, berustend op een berichtgeving in de Volkskrant,
is duidelijk zonder nadere verificatie opgenomen. Er wordt
namelijk in beweerd dat de overheidssubsidie per jaar neerkomt
op 5.000 à 10.000 Euro per reiziger per jaar, maar
wat is een reiziger per jaar? Duidelijk geen zinnige meeteenheid.
NS verzorgt ruim 300 miljoen reizen per jaar. De betreffende
twintig onrendabele lijnen nemen hiervan 13 procent voor
hun rekening, d.w.z. 40 miljoen reizen per jaar. Het verlies
van 40 miljoen Euro per jaar komt dan neer op zegge één
Euro per gemaakte reis. Zo'n getal maakt toch wel een volkomen
andere indruk dan de panische voorstelling van zaken door
het Ministerie van V&W en NS."
Aanbestedingen
(juli 2004)
Sneltrams
op de aan te besteden spoorlijn Gouda-Alphen
Foto:
(C) Light Rail Atlas/Kees Pronk, 15 juni 2003
De
geplande aanbesteding van de OV-bedrijven van de grote
steden, en ook van diverse regionale spoorlijnen bieden
kansen en bedreigingen. Kansen om hoogwaardig stedelijk-regionaal
openbaar vervoer op te tuigen, en daarbinnen ook kansen
voor light rail. Maar ook bedreigingen. Het kan behoorlijk
fout lopen als niet vruchtbaar wordt samengewerkt en
niet verder wordt gekeken dan het (bedrijfsmatige) eigenbelang.
De eerste tekenen zijn wat dit betreft ongunstig. De
grote steden lijken zich al in te graven en de voorwaarden
waaronder de regionale spoorlijnen mogen worden geëxploiteerd
zijn ongunstig. Opportunistisch zijn slechts een handvol
verliesgevende 'contract-spoorlijnen' door het ministerie
in de aanbieding gedaan. En het zal nog moeilijk worden
samenhangende regionale spoornetten te maken, omdat
de voorwaarden waaronder ontbrekende schakels, die alle
'toevallig' over hoofdspoor lopen, mogen worden geëxploiteerd
op z'n zachtst gezegd onduidelijk zijn, maar volgens
de nieuwe Spoorwegwet uitsluitend door de NS mogen worden
bepaald (en geen mogelijkheid tot arbitrage!). Hebben
kamerleden en provincies soms zitten slapen? Neem bijvoorbeeld
de spoorlijn Tiel-Elst-Arnhem. Het zou toch mooi zijn
als een vervoerder als Syntus daar de dienst zou gaan
verzorgen. Maar de vraag is of dit functioneel en rendabel
mogelijk is als de eisen van het hoofdspoordeel tussen
Arnhem en Elst door de NS op onnavolgbare wijze worden
opgeschroefd tot onneembare hordes.
Terwijl
in de grote steden ook nog achterhoede-discussies worden
gevoerd over de uit de hand gelopen infra-kosten (Amsterdam,
Noord-Zuidlijn), nog een beetje lekkende tunnels (Den Haag)
en verkeerd uitgepakte bezuinigingsvoorstellen (Rotterdam),
zijn de eerste schermutselingen reeds waargenomen over de
voorgenomen aanbestedingen van de stedelijke netwerken.
De eerste slag is voorlopig voor de drie grote steden, want
minister Peijs heeft vervoersbedrijven in grote steden respijt
gegeven. In plaats van 2006 wordt het nu 2008. De bedrijven
van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag krijgen zelfs tot 2009
respijt omdat hier het probleem speelt van het railgebonden
vervoer. De bedrijven moeten zich losmaken van de gemeenten
en zich als zelfstandige speler op de markt kunnen presenteren.
Dit lijkt niet binnen de gegeven tijd te lukken. Het GVB
Amsterdam en de Rotterdamse RET zijn bijvoorbeeld nog niet
extern verzelfstandigd. Ook is de relatie met de overheid,
die de vervoersconcessies verleent, nog niet geheel ontvlochten.
Van volledig marktconform werken is ook nog geen sprake.
Het streekvervoer blijft gewoon worden aanbesteed zoals
dat sinds 2000 gebruikelijk is.
En dan nog de spoorlijnen. In het Noorden is sprake van
een aanbesteedbaar netwerk: Groningen-Leeuwarden, Leeuwarden-Harlingen,
Leeuwarden-Stavoren, Groningen-Nieuweschans, Groningen-Roodeschool
en Groningen-Delfzijl. Kansen, maar ook bedreigingen. Want
in maart 2004 waarschuwde
de Groningse verkeersgedeputeerde
Tonnis Musschenga
nog dat er een 'jaren-dertig-scenario' dreigt voor de treindiensten
Groningen-Roodeschool en Groningen-Nieuweschans. Als het
Rijk niet meer geld beschikbaar zou stellen, zullen de treinen
minder vaak gaan rijden en zullen de passagiers het moeten
stellen met verouderd materieel.
In Drenthe en Overijssel denkt men over de toekomst van
Zwolle- Emmen, en al langer loopt een onderzoek naar Zwolle-Kampen.
Kansen genoeg. Ook van een spoorlijn als Haarlem-Zandvoort
valt misschien veel meer te maken dan dat onder het huidige
Rijksregiem mogelijk is. Zo
wil vervoersbedrijf Arriva de komende jaren het busvervoer
in de Haarlemse regio overnemen van Connexxion, maar daarnaast
is Arriva ook in de markt om treinen te laten rijden op
de spoorlijnen trajecten Haarlem-Zandvoort en Haarlem-Uitgeest.
"We willen graag laten zien dat we het niet alleen
goedkoper, maar ook beter kunnen'' , aldus een enthousiaste
algemeen directeur R. van den Hoek van Arriva Nederland.
De provincie Zuid-Holland heeft
plannen met de spoorlijn Geldermalsen-Dordrecht. En ook
op andere plaatsen in Nederland speelt de aanbesteding van
spoorlijnen. Wat bijvoorbeeld te denken van Nijmegen-Venlo?
Ondertussen zijn de werknemersorganisatie Abvakabo FNV en
de ondernemingsraden in het stadsvervoer vooral bezorgd
over de dreigende verplichte aanbesteding van het openbaar
vervoer in de grote steden. Ook lijken zij niet zo enthousiast
over aanbesteding van regionale spoorlijnen.
Kansen, maar zeker bedreigingen: zo dreigt de NS met het
staken van de exploitatie van de lijnen Den Haag-Zoetermeer
Stadslijn en Den Haag-Rotterdam Hofplein, en wel per 1 april
2005, dus lang voordat RandstadRail daar gaat rijden.
De Raad voor Verkeer en Waterstaat adviseert om de scheiding
tussen exploitatie (NS) en beheer (Prorail) van het spoor
niet terug te draaien. Bovendien moet de decentralisatie
van regionaal en stedelijke openbaar vervoer verder worden
uitgewerkt. Regio's en provincies moeten meer greep krijgen
op het openbaar vervoer in hun gebied. Volgens de Raad kunnen
regionale spoorverbindingen worden omgezet naar bus, maar
ook naar light rail.
Smalle
Marges (december 2003)
De
financiële marges voor (nieuwe) projecten worden steeds
smaller. Zo'n 90% van het geld uit het Meerjarenprogramma
Transport (MIT) ligt reeds vast. Tot 2015 is er nagenoeg
geen ruimte voor nieuwe initiatieven. Dit effect zal nog
versterkt worden door het feit dat lokale en regionale overheden
overgaan tot voorfinanciering van projecten. Op zich is
dit sympatiek, maar het reduceert nog meer de toekomstige
marge. Bovendien dreigen de zeer forse bezuinigingen op
de exploitatie van het openbaar vervoer in Nederland ontwikkelingen
met light rail in het algemeen en met regionale trein -
en busplannen in het bijzonder volledig te smoren. Het wordt
tijd dat een meer principiële vraag aan de orde wordt
gesteld: is OV een commercieel waar, of is het een publieke
voorziening? Met andere woorden: gaat het eerst om een hogere
kostendekkingsgraad, en daarna pas om hogere reizigersaantallen?
Of juist andersom? Gelukkig is RandstadRail in aanbouw,
maar het zou toch jammer zijn als straks in Rotterdam en
Den Haag nauwelijks meer trams en bussen op straat verschenen.
Het hoeft daarom geen verbazing te wekken dat de
totstandkoming van hoogwaardig lokaal en vooral regionaal
openbaar vervoer maar moeizaam (of geheel niet) van de grond
komt.
Weliswaar is dit jaar de bouw van RandstadRail begonnen
en wordt een interessante proef met light rail op het hoofdspoor
tussen Gouda en Alphen gehouden, er is ook minder goed nieuws.
Zo komt van een light rail-dienst tussen Haarlem en Zandvoort
niets terecht. Het stads- en streekvervoer wordt bovendien
geconfronteerd met een ongekende korting op de exploitatiebudgetten.
De lijnvoering op het Haagse tramnet wordt bijvoorbeeld
versoberd.
Met de meeste projecten wil het nog niet echt vlotten. Het
Kolibri-project van Groningen heeft behoorlijke averij opgelopen;
voorlopig vindt dit project weinig steun in 'Den Haag'.
In Zuid-Limburg blijft het ondertussen verdacht stil. "Die
Holländer bemühen sich nicht!", verzuchtte
staatssecretaris Hennekens van Noordrijn-Westfalen recentelijk.
Toch
ontbreekt het niet aan ambities en zelfs nieuwe plannen.
Onverstoorbaar heeft de provincie Zuid-Holland samen met
Stadsgewest Haaglanden, Stadsregio Rotterdam, Samenwerkingsorgaan
Leidse Regio, Regio Midden-Holland, de Drechtsteden en de
Nederlandse Spoorwegen onlangs het plan 'Stedenbaan' gelanceerd.
Dit ambitieuze voorstel voorziet in vervanging van de huidige
stoptreinen door een nieuwe stadsgewestelijke treindiensten
op de belangrijkste spoorlijnen in de Zuidvleugel.
Met
de naam 'Stedenbaan' zinspelen de initiatiefnemers op de
Duitse 'S-Bahn'. De afgelopen jaren zijn in de meeste stedelijke
regio's van Duitsland immers onder dit handelsmerk regionale
en stadsgewestelijk spoorwegen in gebruik genomen. Naast
handelsmerk is S-Bahn in Duitsland toch vooral een verzamelnaam
waarmee sterk uiteenlopende systemen worden aangeduid. Het
spectrum is breed. De klassieke regionale metro-achtige
treinen van Berlijn vallen eronder, het uitgebreide systeem
van München, maar ook kleine haast landelijke stelsels
rondom veel kleinere steden. Ook de light rail-systemen
van de regio's rond Karlsruhe en Saarbrücken heten
S-Bahn.
Stedenbaan zoals dat nu gepresenteerd is, lijkt echter vooral
op de gezamenlijke heavy rail S-Bahn in het Ruhrgebied en
het stadgewest Keulen-Bonn (overigens gecompleteerd door
onderliggende light rail-netwerken, aangeduid als 'Stadtbahn'
en 'U-bahn'). De omvang van dit soort stedelijke gebieden,
de stadsgrootten, de dichtheden en afstanden komen nagenoeg
exact overeen met de karakteristieken van de Zuidvleugel.
Gelet
op het succes van dit soort openbaar vervoer is het plan
voor Stedenbaan dat medio juni is gepresenteerd aan de Vaste
Kamercommissie Verkeer & Waterstaat een serieus en belangwekkend
initiatief. Officieel is Stedenbaan het product van de Commissie
Bandell, genoemd naar Ronald Bandell, de burgemeester van
Dordrecht. Samen met de Zuid-Hollandse gedeputeerde Marnix
Norder en de portefeuillehouder Verkeer en Vervoer van Stadsgewest
Haaglanden, Bruno Bruins, heeft Bandell een concept voor
stadsgewestelijk vervoer op tafel gelegd dat nieuw is voor
de Zuidvleugel. Het gedachtegoed ervan sluit overigens aan
bij al veel oudere, vergelijkbare plannen in de regio Utrecht
(RandstadSpoor) en Arnhem-Nijmegen (RegioRail). Ook bestaan
er dergelijke, maar nauwelijks uitgewerkte plannen in de
regio van Amsterdam (RegioNet).
Het is de bedoeling dat de huidige stoptrein in het gebied
ruwweg tussen Leiden en Dordrecht wordt vervangen door Stedenbaan,
wat zou betekenen dat sneloptrekkende metro-achtige treinen
met hoge frequentie gaan rijden op de bestaande lijnen van
Gouda naar Den Haag en Rotterdam, alsmede op de Oude Lijn
tussen Leiden en Dordrecht. Tevens zullen nieuwe stations
voor Stedenbaan worden geopend, in ieder geval Ypenburg
en Dordrecht Amstelwijck (wellicht al in 2007 gereed) en
op termijn mogelijk ook Sassenheim, Schiedam Spaland, Den
Haag Binckhorst en Zwijndrecht Bakenstein. Voor na 2015
zijn nog veel meer potentiële haltes in beeld.
Op
het eerste gezicht lijken de realiseringskansen van Stedenbaan
gunstig. In korte tijd is een opmerkelijk breed bestuurlijk
draagvlak ontstaan. Over de noodzaak bestaat geen twijfel.
En voor de eerste fase lijken de vereiste investeringen
beperkt in omvang. Zo kan gebruik worden gemaakt van de
capaciteit die vrijkomt als een deel van het personenvervoer
zal zijn overgenomen door de HSL en goederentreinen omgeleid
zijn via de Betuweroute. Bovendien kunnen de initiatiefnemers
van Stedenbaan hun voordeel doen met het zogenaamde 'Benutten
en Bouwen' van NS en Prorail; het gaat hier om het voornemen
om de kwaliteit en capaciteit van het spoor te verbeteren.
Bij
nader inzien heeft Stedenbaan nog een lange weg te gaan.
Een vingerwijziging hiervoor biedt de vaak al lange geschiedenis
van vergelijkbare projecten in Nederland. Over de 'stedenbanen'
van Utrecht en Arnhem-Nijmegen (KAN) wordt al vele jaren
gepraat, 10 tot 20 jaar!, maar er rijdt nog steeds niets,
terwijl het concept identiek is en ook vergelijkbaar sympathiek,
proberen met weinig geld het bestaande beter te benutten.
Wat deze projecten leren is dat het ministerie van Verkeer
en Waterstaat zich weinig gelegen laat liggen aan de totstandkoming
van nieuwe vormen van regionaal-stedelijk OV. Terwijl er
miljarden worden uitgegeven aan prestigieuze rijksprojecten,
heeft een regio als KAN na jaren en jaren soebatten 45 miljoen
euro beschikbaar. Daar komen ze niet ver mee. Bovendien
is 'Benutten en Bouwen' geenszins financieel uitgekristalliseerd.
Mogen de ambities van dit project onverhoopt niet helemaal
worden waargemaakt, dan werkt dit negatief door in het Stedenbaan-project.
Uiteindelijk
zal ook Stedenbaan een behoorlijke financiële inspanning
vereisen. Nog afgezien van geld dat nodig is om bottlenecks
zoals het tweesporige baanvak in Delft te verhelpen; de
viersporige ondergrondse verbinding die hier wordt nagestreefd
is allerminst zeker. Ook zeer strenge veiligheidseisen leiden
doorgaans tot aanzienlijke kostenverhoging.
Uitzicht op financiering is er vooralsnog niet. Tijdens
het NIROV vakdebat 'Mobiliteit en Ruimte', 25 juni j.l.,
was Sybrand van Haersema Buma, lid van de Tweede Kamer voor
het CDA, te gast. Hij hielt het publiek voor dat de lokale
overheden behalve plannen maken, ook tijd moeten besteden
aan het stellen van prioriteiten. En hij wendde zich tot
Marnix Norder, een van de initiatiefnemers van Stedenbaan,
dat hij wel moeite had met al weer een ambitieus plan, terwijl
een lopend project als de RijnGouwelijn, zeg maar de baby
van Norder, financieel nog niet eens rond is. Norder diende
de CDAer snel van repliek door te wijzen op de verplichting
van overheden om zowel plannen op de korte termijn, als
op de lange termijn te ontwikkelen. Maar het feit blijft
dat de provincie en haar partners de komende jaren nog hun
handen vol zullen hebben aan het verwerkelijken van projecten
zoals de RijnGouwelijn en dat daarmee het niet bepaald waarschijnlijk
is dat de eerste fase van Stedenbaan al in 2007 rond zal
kunnen zijn.
Positief
slot 2002
Demissionair
minister De Boer (Verkeer en Waterstaat) heeft op 12 december
2002 het contract voor RandstadRail getekend. Hierdoor kan
de bouw van dit belangrijkste light rail-project van Nederland
eindelijk
van start gaan.
Ondertussen staat Groningen volop in de belangstelling.
Zaterdag
30 november 2002 heeft de noordelijke regio het 'STOV' van
zich afgeschud. Die dag werd namelijk met een grote manifestatie
het ambitieuze plan 'Kolibri' officieel gelanceerd. Symbolisch
voor het nieuwe elan waren de A32-sneltram van Bombardier
en de Amsterdamse Combino van Siemens, beide prominent aanwezig
op de Grote Markt.
De
planvorming in Twente lijkt van de grond te komen. Ondanks
de derde dinsdag in september met weinig goed nieuws, wordt
2002 zo toch nog redelijk positief afgesloten.
Foto:
(C) Light Rail Atlas/Rob van der Bijl
Groningen, 30 november 2002
Maar...
Toch nog steeds is het
redactionele commentaar van NRC-Handelsblad (16 juni 2001)
actueel naar aanleiding van de
stagnatie van RandstadRail aan Rotterdamse zijde: "Tien
verloren jaren zijn niet goed te maken". Helaas
gaat dit commentaar ook op voor veel andere projecten in
Nederland. Nieuwe light rail komt nauwelijks van de grond.
In de Achterhoek is weliswaar het eerste nieuwe project
geopend, maar het gaat hier om een redeljk eenvoudige vorm
van light rail. De spoorbaan is iets aangepast en er rijden
nu nieuwe lichte voertuigen. Niettemin heeft de ontwikkeling
van dit project maar liefst zo'n 15 jaar geduurd.
Het onderzoek van de Tweede Kamer naar de stagnatie van
light rail is inmiddels afgerond. Het rapport van Goudappel
Coffeng 'Light Rail in de vertraging' is voorzichting maar
niettemin duidelijk. Veel projecten zijn vertraagd. In het
algemeen blijkt de planvorming overwegend moeizaam te verlopen.
Toch hadden de kamerleden zich een hoop werk kunnen besparen,
want de oorzaken zijn inmiddels ruim bekend.
Light
Rail Atlas vat de 10 belangrijkste oorzaken kort samen:
Light
rail heeft overwegend een regionale reikwijdte. Er ontbreekt
in Nederland echter een doelmatig regionale bestuursvorm.
De opdrachtverlening van OV is evenmin geregionaliseerd;
er bestaan geen regionale vervoersautoriteiten.
Er zijn
eigenlijk geen opdrachtnemers. Potentiële kandidaten
houden zich noodgedwongen op de vlakte omdat vrijwel nergens
duidelijk is welke nieuwe (regionale) netwerken geëxploiteerd
zouden kunnen worden. De aanbesteding van spoorlijnen verloopt
veel te traag. De zittende vervoersbedrijven stellen zich
doorgaans afwachtend op.
Er bestaat
veel (politieke) onwil; het lukt vaak niet om (politiek)
draagvlak te verkrijgen. Men wil eenvoudig geen hoogwaardig
openbaar vervoer, of denkt dat light rail niet geschikt
is voor Nederland. Men wil alleen een bus, of een metro,
etc.
Het Nederlands
Poldermodel werkt als een overleg-moeras waarin de light
rail-initiatieven wegzinken. Niemand neemt eindverantwoordelijkheid
op zich. De bal wordt eindeloos rondgespeeld in de vorm
van telkens nieuwe consultaties en onderzoeken.
In Nederland
overheerst het streven naar perfectionisme. Dat staat op
gespannen voet met de per se pragmatische, dus nimmer perfecte
light rail-oplossing. Men onderkent onvoldoende dat de laatste
10% kwaliteit van een project doorgaans nog eens 100% extra
(financiële) inspanning vereist.
De MIT-procedure
is ongeschikt voor het beoordelen van light rail-projecten.
Light rail is meer dan alleen de oplossing van een vervoersvraagstuk
tussen A en B. En verder: de financiële dichttimmering
van het MIT tot 2010 en de volslagen onzekerheid na 2010
frusteren lopende initiatieven en werken verlammend op nieuwe
initiatieven. Bovendien is de financiering van aanleg en
exploitatie te centralistisch. Decentralisatie komt onvoldoende
op gang. Lokaal zijn er nauwelijks drijfveren om pragmatisch
tot kosteneffectieve light rail-oplossingen te komen. De
combinatie van een duur plan en een sterke lobby naar Den
Haag werkt doorgaans beter.
Private
financiering vindt niet plaats. Dat zou wel moeten, maar
er ontbreekt geschikt instrumentarium. PPS is tot nu toe
geen succes.
Er zijn
onvoldoende goede plannen. Deskundigheid op het gebied van
light rail schiet over het algemeen schikbarend te kort.
Populair motto: als light rail niet lukt verzinnen
we gewoon Light Train.
De NS-stoptreinen
vormen een sta-in-de-weg. De organisatie ervan (NS-cultuur,
rijksfinanciering, techniek) maakt het buitengewoon moeilijk
om ze te transformeren en te integreren binnen nieuwe (lokale
of regionale) light rail-stelsels. Hetzelfde geldt voor
de Amsterdamse en de Rotterdamse metro. Vervoerders en bestuurders
in beide steden houden krampachtig vast aan het idee dat
de klassieke metro de drager van het stedelijke OV moet
zijn. Dit vormt een ernstige belemmering voor de regionale
uitbouw van dit OV als light rail.
Bestaande
en ontworpen technische eisen op het gebied van exploitatie
en veiligheid zijn niet toegesneden op de karakteristiek
van light rail. Ze maken de introductie ervan vrijwel onmogelijk.
E-mail
Light Rail Atlas voor oplossingen en discussiebijdragen.
(C)
RVDB
Amsterdam 1998-2010