Geschiedenis
Light rail heeft zijn oorsprong in innovatieve spoorwegtechnologie uit de periode 1910-1935. Zo worden in Amerika in die tijd lichte railtechnieken geïntroduceerd. De voertuigen die vanuit de steden de regio introkken, werden aangeduid als de 'interurbans'.
Light rail avant la lettre heeft een grote omvang gehad in de vorm van niet-geëlectrificeerde lichte spoorlijnen, waarop zowel stoom- als dieseltrams dienst deden. Een Nederlands voorbeeld was het uitgestrekte tramnet van de RTM dat vanuit Rotterdam-Zuid uitwaaierde over alle Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. De laatst overgebleven lijn van Rotterdam via Spijkenisse naar Hellevoetssluis sloot in 1966.
Een groot deel van het materieel is echter gerestaureerd en in 1989 verhuisd naar Ouddorp, waar in 1990 het eerste gedeelte van een nieuwe trambaan tussen de remise aan de Punt en het Bezoekerscentrum Grevelingen werd geopend. Precies dertig jaar na de laatste RTM-rit op Voorne Putten werd op 14 februari 1996 uiteindelijk het gehele museumtramtraject tussen De Punt en de Kabbelaarsbank in gebruik genomen. De zes kilometer lange lijn wordt gebruikt als toeristische attractie. Baan en materieel worden beheerd en onderhouden door vrijwilligers. Inmiddels is de lijn verlengd. Woensdag 4 april 2007 heeft op de grens van Zuid-Holland en Zeeland de officële opening plaatsgevonden van de nu interprovinciale tramlijn door de burgemeesters van Goedereede (Ouddorp) en van Schouwen-Duiveland. Het trammuseum in Ouddorp heeft de toeristische tramlijn van de RTM verlengd vanaf Port Zélande naar Middelplaat Haven in Zeeland. De RTM is nog in gesprek met andere partijen over mogelijke uitbreiding verder in Zeeland.
Light Rail avant la lettre... Light rail heeft zijn oorsprong in innovatieve spoorwegtechnologie uit de periode 1910-1935. De 'Blauwe Tram' is daarvan het bekendste voorbeeld in Nederland.
In Nederland gaat de historie van Light rail vooral terug op de befaamde 'blauwe tram' van het vervoerbedrijf NZH (overigens is de NZH opgenomen in Connexxion). Eind jaren 30 heeft het netwerk een lengte van zo'n 120 kilometer. Vanaf Scheveningen en Den Haag (Malieveld) lopen normaalsporige lijnen, via Voorburg en Leiden, respectievelijk naar Katwijk, Noordwijk en Haarlem. Laatst genoemde stad is in die tijd ook thuisbasis van het smalspoornet waarvan de kern wordt gevormd door de lijn Zandvoort-Haarlem-Amsterdam (Spuistraat). Vanaf Amsterdam-Noord lopen dan ook nog twee lijnen naar respectievelijk Volendam en Purmerend. Voor meer informatie zie hier: http://www.blauwetram.nl/
In het vooroorlogse Nederland exploiteerden behalve de NZH nog meer bedrijven openbaar vervoer dat we nu zouden aanduiden als Light Rail of sneltram. Bijvoorbeeld de HTM, met lijnen vanaf Den Haag naar Wassenaar en Leiden, en ook naar Voorburg en Delft. De Delftse lijn (inclusief de zijtak naar Voorburg) is in feite de enige Nederlandse 'interurban' die de jaren 50 en 60 heeft overleefd (en is enkele jaren geleden zelfs verlengd naar Delft-Zuid en Scheveningen). Jammer genoeg zijn zowel de HTM-, als de NZH-lijn naar Leiden onder druk van de toenmalige NS-directie als laatste grote representanten van moderne pré-Light Rail in 1961 opgeheven.
Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van de eerste geheel nieuwe Light Rail in Nederland - de sneltram Utrecht-Nieuwegein/IJsselstein - reed de historische HTM 58 in oktober 1988 enkele dagen op het Utrechtse net.
De
NTM en enkele andere bedrijven staan voor exploitatie van historische
light rail op voornamelijk spoorlijnen. In grote delen van Friesland
en Groningen (maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld in het Gooi, of tussen
Wageningen en Arnhem) reden stoom- en later ook motortrams op eigen
baan (of straatspoor), maar deelden ook vaak de rails met de treinen
van het spoornet.
Terug naar de top van deze pagina.
|
|
Meer geschiedenis
|